Psalms 108


Toen zij Baäl-Peor gingen aanbidden
en zelfs de offers van doden aten.

1 Toen zij Hem uitdaagden en kwetsten
door alles wat zij deden,
brak er een plaag uit.

2 Maar de priester Pinechas kwam naar voren,
vond de schuldigen en strafte hen.
Toen hield de plaag ook op.

3 Deze goede daad van hem is nooit vergeten,
altijd zal God Zich dit blijven herinneren.

4 Bij het water van Meriba maakten
de Israëlieten Hem opnieuw boos.
Door hun schuld ging Mozes ook zondigen.

5 Zij waren opstandig tegen de Geest van God
en zonder nadenken sprak hij toen.

6 Ook roeiden zij de volken
die in het land woonden niet allemaal uit,
hoewel de Here dat toch duidelijk had bevolen.

7 In plaats daarvan lieten zij zich in
met die heidense volken
en namen dingen van hen over.

8 Zij dienden hun afgoden
en dat werd uiteindelijk hun ondergang.

9 Hun zonen en dochters offerden zij
aan de boze geesten.

10 Zo vloeide het onschuldige bloed
van hun eigen kinderen.
Zij offerden hen aan de afgoden van het land Kanaän
en het land werd ontheiligd door deze bloedschuld.

11 Door alles wat zij deden,
verontreinigden zij zich voor God.
Door wat zij deden,
pleegden zij overspel:
zij verlieten God en volgden de afgoden.

12 Toen brandde de toorn van de Here tegen hen los.
Hij walgde van zijn volk en hun land.

13 Daarom gaf Hij hen over
in de macht van vreemde volken,
hun vijanden overheersten hen.
Copyright information for NldHTB